Zorgende cliënten

Net als zoveel mensen met Down was ook Erik een begenadigd spreker. Hij liet geen verhuizing, afscheid of verjaardag voorbijgaan zonder het woord te voeren. Zijn repertoire was beperkt. Dat werd versterkt door de vasthoudendheid waarmee hij zijn betogen kracht bijzette. Gemakkelijk te overtuigen was Erik niet. Vooral niet als hij vermoedde dat iemand aan zijn centen kwam. Dan moest een manager die een nieuw plan presenteerde, met goede argumenten komen om Erik over de streep te trekken.

Misschien lag daar de diepere aanleiding, wie zal het zeggen? Op een goede dag verbaasde Erik alles en iedereen met de mededeling dat hij weer bij zijn oude moeder ging wonen. Ze was ziekelijk en begon te dementeren en Erik vond dat hij voor zijn moeder moest zorgen. Of zíj vond dat. Of misschien wel beiden.

Hoewel het inmiddels 12 jaar geleden is, kan ik me goed herinneren dat Erik van alle kanten te horen kreeg hoe onverstandig zijn voornemen was. Ik was het daar niet mee eens. Wie zijn wij om hem tegen te houden? Zelfs al zouden we zijn lichaam kunnen tegenhouden, zijn geest zou ons ontglippen.
Ik heb hem nog één keer kort gesproken, vlak voor hij ging verhuizen. Ik heb gezegd: “Erik, ik heb bewondering voor jouw keuze om voor je oude moeder te zorgen. Ik denk dat je dat uitstekend zult doen. Als je klaar bent met zorgen, zie ik je graag weer terug. Dan gaan wij weer voor jou zorgen”. De jaren zijn voorbijgegaan. Ik werk inmiddels al lang niet meer op die plek. Twee jaar terug zag ik zijn rouwadvertentie in de krant staan. Ondanks enig speurwerk heb ik niet kunnen achterhalen hoe het Erik en zijn moeder is vergaan. Bij ‘ons’ is hij niet teruggekomen.

Ik moest aan Erik denken toen ik deze week een e-mail van een collega kreeg. Het ging over Inge, net als Erik een cliënt met Down syndroom. Haar moeder is jaren terug overleden bij een verkeersongeluk. Inge was daar bij en voelt zich er nog altijd schuldig over. Nu is haar vader aan het dementeren, en wil ze zo veel mogelijk voor hem zorgen. Zó veel dat ze zichzelf tekort doet. Ze is vaak ziek, en soms vragen haar begeleiders zich af wie er sneller dementeert, Inge of haar vader. Om haar tegen zichzelf te beschermen zijn strakke afspraken gemaakt. Maar zowel Inge als haar vader houden zich daar lang niet altijd aan.

Zo ook die zaterdag. Afgesproken was dat Inge pas om 15.00 uur naar haar vader zou gaan. Maar al om 10.00 uur probeerde ze ongezien weg te gaan. Kim schrijft me: “Het was vanochtend helemaal mis met Inge”.
Ik snap Kim wel. Haar bezorgdheid om Inge is terecht. En ik waardeer het dat ze mij meteen na dit voorval om advies vraagt.  Kim handelde zoals bijna al haar collega’s doen in zo’n situatie: ze probeerde om in het belang van haar cliënt te handelen. Ze werd daarin aangemoedigd door de broer en zus van Inge. Die vinden dat Kim hun vader en zus moeten dwingen om zich aan de gemaakte afspraken te houden.

Net als veel van haar collega’s onderschat Kim, dat het belang van Inge verweven is met dat van haar vader. Dus zet ze onbedoeld de verhoudingen binnen deze driehoek op scherp. De afloop is voorspelbaar: vader en dochter trekken nog meer naar elkaar toe.
In plaats van de strijd aan te gaan, had Kim er wijzer aan gedaan om Inge’s zorg voor haar vader te erkennen en te waarderen. Meteen daarna had ze Inge’s vader kunnen bellen om te overleggen wat wijs was. Het resultaat zou minder belangrijk zijn geweest dan de ervaring dat ze er samen uitgekomen waren. Die ervaring kan deze driehoek goed gebruiken in de zware tijd die komt.

Dit artikel verscheen eerder in KLIK (zomer 2008).