Als de trialoog lukt

Het is zeker tien jaar geleden dat ik Richard voor het laatst heb gesproken. Toen woonde hij in een tot mini-appartement omgebouwd kamertje in het gezinsvervangend tehuis. Nu woont hij in een appartementencomplex: “Ik zit hier nu gebeiteld en wil nooit meer weg.” Dat laatste is precies het probleem.
Lichamelijk is Richard de laatste jaren hard achteruit gegaan. Met kunst- en vliegwerk lukt het nét. Maar zijn begeleiders gaan elke avond met een onprettig gevoel bij hem de deur uit. Wát als Richard in zijn badkamer een epileptisch insult krijgt en ongelukkig valt? Het is geen prettig idee om hem dan ’s morgens te kunnen aantreffen. Ze hebben het er wel eens met hem over gehad, maar zonder resultaat. Of ik het een keer wil proberen?
Het valt me op hoe scheef Richard loopt. En hij sukkelt al maanden met een open been. De jaren gaan tellen. Zijn onafhankelijke geest is gebleven: “Anderen zeggen vaak dat ik niets kan of zo. Ik denk dan: laat ze lullen. Als iedereen voor mij gaat zorgen, kan ik net zo goed meteen weer in een tehuis gaan wonen. Sorry, dat wil ik niet.”
Ik luister geboeid. Ik zou precies hetzelfde zeggen. Maar ook deze top van de driehoek staat  niet op zichzelf. Dus leg ik Richard ons dilemma uit. Natuurlijk hoop ik dat hij nog jaren kan wonen in zijn droomappartement. Maar een hele nacht bloedend in zijn badkamer is een akelig idee. En hoe leggen we dat uit aan zijn hoogbejaarde moeder? En aan de Inspectie?

We spreken af dat we allebei zullen nadenken over dat dilemma. En Richard belooft mijn suggestie te overwegen om Edwin, zijn broer, te vragen om met ons mee te denken. In het tweede gesprek besluiten we de kring te verbreden en naast Edwin en zijn vrouw ook Joyce en Maaike, zijn PBer en haar leidinggevende, uit te nodigen. Zo zitten we op een avond in het appartement van Richard, en we slaan spijkers met koppen.
Richard staat erop dat de begeleiders niet vaker bij hem binnenkomen dan nu al het geval is. Zijn zelfstandigheid is hem veel waard: dan maar wat meer risico. Edwin is heel duidelijk: “Als Richard dat zo wil, heeft het mijn instemming. Ik zal niet flauw doen als er wat gebeurt.”
PBer Joyce blijft het maar een naar idee vinden, maar begrijpt hoe belangrijk het voor Richard is om onafhankelijk te zijn. Ze ziet wel iets in de suggestie van Edwin om een alarmkoord in de badkamer aan te leggen.
Nu is het de beurt aan Joyce om een gevoelig punt aan te roeren: “Ik vind dat we iets moeten afspreken over de schoonmaak. Met dat open been van jou is het besmettingsgevaar groot. Of jij gaat zelf poetsen, of je betaalt een huishoudelijke hulp.” Het is de zoveelste keer dat ze die laatste suggestie doet, en het antwoord van Richard verrast , ons niet: “Ik probeer het eerst zelf.” Opnieuw schiet Edwin ons te hulp, recht voor de raap: “Dus niet, Richard! Dat heb je nog nooit gedaan en ook dit keer komt daar geen zak van terecht.”
Richard kiest eieren voor zijn geld: “Doe het maar.” Net als Joyce weet Richard wat het goede moment is om een netelig punt te berde te brengen. “Vinden jullie het goed als ik met de feestdagen naar mijn vriendin ga?” Als ook dit punt naar ieders tevredenheid is afgehandeld, heeft Richard een slotakkoord in petto: “Nog eens wat, wanneer is het bekeken? We zien nog wel vind ik veel te vaag. ”Joyce belooft zo snel mogelijk een verslag van dit gesprek te maken. “Zo snel mogelijk is me te rekbaar, ” zegt Richard. “Woensdag ligt het er,” is het antwoord van Joyce.

Met een voldaan gevoel zijn we die dinsdagavond uit elkaar gegaan. Wat geeft een geslaagde trialoog toch veel energie! Nu nog elkaar houden aan wat we gezamenlijk hebben afgesproken.

Dit artikel verscheen eerder in KLIK (oktober 2008).