Al bijna twintig jaar woonde Nora Bos niet meer bij haar ouders. Toen ze twee was, hebben haar ouders haar ‘weggedaan’. Zo hebben ze het indertijd zelf beleefd en zo is ook de beleving van de begeleidsters. Ze hebben de familie Bos alleen de eerste jaren af en toe gezien. Mevrouw Bos telkens helemaal overstuur, en meneer Bos uiterlijk onbewogen. In die tijd heeft meneer Bos een poster boven Nora’s bed gehangen waarop een teleurgestelde Snoopy de tennisbaan verlaat na een nederlaag met de woorden: it doesn’t matter if you win or loose… until you loose.
Beide ouders zijn kapotgegaan aan het massieve wat van de ernstige, meervoudige beperking van hun dochter, zodat het wie meer en meer op de achtergrond raakte. Er ontstond vervreemding. De ouders voelden dat Nora steeds minder van hén, en steeds meer ‘van de begeleidsters’ werd. Wat overbleef was pijn en een weggestopt verdriet.
Nora’s begeleidsters (in die twintig jaren vele tientallen, maar geen enkele man) hebben tegengestelde ervaringen. Met het wat zijn ze vertrouwd geraakt. Ze zorgen voor drie groepen van elk twaalf bewoners, allemaal zeer ernstig- en meervoudig gehandicapt. Met ieder van hen zijn ze vertrouwd geworden; het wie is voor hen de reden om gemotiveerd te blijven werken ondanks het vaak zo onveranderlijke wat.
Ze zijn in de loop der jaren over ‘hun’ kinderen gaan spreken. Soms zien ze dat op een rouwkaart beloond, als na de familie ook zij worden genoemd: je moeders uit huize Bloemenoord.
Een jaar geleden werd Nora erg ziek. Een verkoudheid werd een longontsteking, en gevreesd werd dat ze het niet zou halen. Meteen na dat bericht stonden meneer en mevrouw Bos op de stoep. Ze hebben Nora de laatste dag en nacht van haar leven verzorgd. Voor haar begeleidsters voelde dat onwerkelijk: zo lang niet geweest en nu opeens alles overnemen. Ook Nora’s begrafenis werd helemaal door meneer en mevrouw Bos geregeld. De merendeels protestantse begeleidsters zaten wat verbijsterd bij de dodenmis. Na het laatste ritueel droeg de familie Nora de kapel uit. De begeleidsters bleven verbijsterd achter. Ze voelden zich ongewenst en terzijde geschoven. Zoveel jaar met zoveel liefde voor Nora gezorgd, en dan moeten toezien hoe haar familie Nora begraaft zonder dat zij erbij mogen zijn!
We hebben daarna intensief met elkaar gesproken over het verschil tussen verticale en horizontale loyaliteit. Dat zijn begrippen uit de ‘contextuele benadering’ van Nagy. Hij stelt dat ouders en kinderen op een unieke manier loyaal zijn jegens elkaar. Hun verbinding is gegeven en eindigt nooit. Ook al ontkennen ze elkaars bestaan, ze worden nooit elkaars ex. Horizontale loyaliteit is het gevolg van een beslissing; het is een gekozen verbintenis die dus ook beëindigt kan worden.
Gekozen relaties kunnen belangrijker worden dan gegeven relaties. Dat was Nora duidelijk het geval (al was die keuze wel een eenzijdige). Maar vaak wordt in grenssituaties duidelijk hoe de verhoudingen echt liggen. Dan hoort Nora bij haar ouders, en voelen begeleidsters pas goed wat ze al die tijd al waren: passenten, voorbijgang in het leven van cliënten.
Driehoeken waarin de cliënt ernstig meervoudig gehandicapt is, nemen vaak twee vormen aan: ouders zijn ofwel niet of nauwelijks, ofwel overmatig betrokken. Zeker de laatste jaren zijn ouders als die van Nora in de minderheid. Hun keuze wordt door andere ouders en door professionals vaak veroordeeld. Zo zijn ze in dubbel opzicht loosers.
Van Nagy stemt ook het begrip veelzijdige partijdigheid. Daarmee bedoelt hij dat hij als gezinstherapeut niet neutraal is, maar zich verbindt met alle partijen. In de driehoek betekent dit dat professionals er niet alleen zijn voor de Nora’s, maar ook voor hun ouders. Dat vraagt om minstens zoveel liefde en professionaliteit voor mevrouw en meneer Bos als hun dochter twintig jaar heeft mogen ervaren. Als dat was gelukt, zou Nora’s begrafenis anders zijn verlopen.
Dit artikel verscheen eerder in KLIK (2004).