Begeleiders op hún plek

Eigenlijk had mijn boek beter Ieder op zijn plek kunnen heten. Als de driehoek in balans is, hebben cliënten, ouders en begeleiders ieder hun eigen plek ingenomen. Dat heeft altijd twee kanten. Je neemt je eigen plek in en je laat ruimte voor de ander om de eigen plek in te nemen. Dat proces noem ik de trialoog. Je kunt teveel ruimte opeisen maar je kunt je ook uit je hoek weg laten drukken. Bij cliënten gebeurt gemakkelijk het laatste. En wat gebeurt er op de basis van de driehoek, in de dialoog tussen begeleiders en ouders?


Traditioneel eiste de deskundige vrijwel alle ruimte voor zichzelf op. Ouders en familieleden waren nauwelijks in beeld, laat staan dat ze samenwerkten. En nog altijd is dat een verleidelijke positie voor professionals. Zo bereiken ze sneller hun(!) doel: zelfregie voor de cliënt. Met zelfregie van familieleden hebben de meeste professionals minder op. Maar veel familieleden des te meer. Die laten zich niet langer uit de driehoek wegdrukken. En gelijk hebben ze.
Dat is wennen voor veel begeleiders. Soms lijkt het of ze in een glazen huis werken. Dan zijn ze met een cliënt bezig in diens appartement en staan plotseling ouders in hun rug, nemen hun taken ongevraagd over en spuien omgenuanceerd hun kritiek. Dat helpt begeleiders natuurlijk niet om ouders serieus te nemen.


Wat helpt, is als zij zichzelf serieuzer nemen. Ik vergelijk begeleiders graag met de juf op de Basisschool. Bij mij kwamen mijn ouders zelden of nooit op school. Met zeven kinderen had je wel betere dingen te doen. En je vertrouwde erop dat op school de goede dingen gebeurde. Pas als je daaraan ging twijfelen, maakte je een afspraak met het hoofd der school. Hoe anders is de situatie nu! Ouders zijn volop aanwezig en hebben belangrijke taken: klaarover-moeders, overblijfmoeders, leesmoeders, luizen-moeders, en wat al niet. De huidige basisschool zou niet eens zonder hun inbreng kunnen.
Is de juf daarmee uit haar hoek gedrukt? Laten we hopen van niet. Niet de leesmoeder maar de juf bepaalt de gang van zaken in de klas. Als een leesmoeder daar anders over denkt en doet alsof zij de juf is, volgt al snel een stevig gesprek. En terecht. Er is er maar één die tijdens de les bepaalt wat er dient te gebeuren. Ouders die zich met de les bemoeien, wordt de les gelezen. Niet omdat de juf niet in de driehoek gelooft maar juist omdat ze er in gelooft. De driehoek is gebaat bij duidelijke posities van de hoeken. Een eigen plek van alle hoeken is noodzakelijk voor het slagen van de trialoog.
Dat lijkt simpel, en is het meestal ook wel. Maar wat als de juf jong en onzeker is? Als de moeder zelf juf is? Wat als ze ziet dat haar kind onrecht wordt gedaan? Wat als ze ziet dat de juf niet ingrijpt? Wat als ze alleen maar behulpzaam wil zijn en ziet dat de juf overbelast is? Dan is de verleiding groot om uit haar hoek te komen, haar kind te redden en de juf weg te drukken uit haar hoek. En dan raakt de driehoek uit balans.

Voor begeleiders geldt hetzelfde. Anders dan vroeger voeren ze een dubbele dialoog: met cliënten en met hun familieleden. Dat eerste komt royaal in hun opleiding aan bod. Maar de dialoog met familieleden komen ze vrijwel onvoorbereid binnen. De ander een plek geven én zelf je plek innemen vereist een hoge mate van professionaliteit. Je met de ander verbinden en tegelijk in je positie blijven, zijn twee tegengestelde vaardigheden. Ze vormen het hart van de dialoog. En in elke driehoek worden gelijktijdig drie dialogen gevoerd. Wanneer ontdekken opleidingen de driehoek?