Wie maakt de dienst uit?

Het leven zit vol driehoeken. Alleen al de driehoek cliënt-ouders-professional komt in honderden varianten voor, omdat het leven van kinderen inmiddels ondenkbaar is zonder deskundigen. Gewoonlijk zijn medisch geschoolden de eerste professionals in de driehoek. Dat is voor veel ouders onprettig, zeker wanneer hun kind een verstandelijke handicap heeft. Van zo’n eerste ervaring kunnen alle latere professionals in de driehoek last hebben; zij zijn bij voorbaat de ongewenste derde.
Als tweede categorie professionals komen leerkrachten de driehoek binnen. Dat begint in de peuterspeelzaal of basisschool. De juf is de deskundige die vriendelijk maar beslist moeders en vaders de klas uit loodst. Het is voor hen de tijd om los te laten. Ze moeten accepteren, zelfs toejuichen dat hun kind en de juf samen iets hebben waar zij buiten staan. Een eigen domein van het kind, buiten bereik van thuis. Zodra de lessen beginnen, hebben ouders in de klas niets te vertellen. Ze mogen niet eens achter het raam blijven staan kijken. Doen ze dat toch, dan is het al snel niet meer werkbaar in de driehoek. In de klas beslist de juf, thuis beslissen de ouders. En naarmate kinderen volwassen worden, bepalen ouders en leerkrachten steeds minder.

Doen ouders er dan helemaal niet toe? Integendeel. Zij kiezen de school (hoe ouder het kind, hoe meer samen met hem). Verder is er buiten de lesuren contact tussen school en ouders. Vooral als er problemen zijn, doen professionals er wijs aan om ouders te informeren en te bevragen. Daarnaast betrekt de school ouders bij het beleid. En niet te vergeten: de school maakt dankbaar gebruik van vrijwilligersdiensten van ouders. Maar de regie tijdens de lesuren blijft bij de leerkracht. Voorleesmoeders zijn geen docenten. Lesstof, onderwijsmethoden, indeling van klassen, rapportcijfers: allemaal zaken waarop ouders alleen indirect invloed mogen uitoefenen.
Je kind op school uit handen geven is heel wat makkelijker dan dat te doen voor dag en nacht. Gelukkig worden ouders tegenwoordig intensief betrokken bij het wonen van hun gehandicapte kind. Daarvan worden alle partijen in de driehoek beter. Maar als die betrokkenheid doorschiet en ouders gaan (mee)bepalen, spookt het al snel in de driehoek.

Ik kom nogal eens deze redenering tegen: In de traditionele zorg bepalen de professionals, bij een PGB (persoonsgebonden budget) mogen wij als ouders bepalen. Ik vind dat onzinnig. Arme cliënten, die in beide gevallen kennelijk niets in te brengen hebben.
Recht doen aan autonomie van cliënten, aan loyaliteit van ouders én aan professionaliteit van werkers betekent voor mij dat geen enkele hoek in de driehoek het in zijn eentje voor het zeggen heeft.
In de eerste 100 jaar georganiseerde woonzorg voor mensen met een verstandelijke beperking is het vrijwel altijd anders geweest: professionals maakten de dienst uit. En als we de kans krijgen, doen we dat nog steeds. Terecht dus dat ouders ons doen en laten met enige argwaan volgen. Maar het wordt er niet beter op als ouders de driehoek overheersen. Ik zie er soms complete PGB-initiatieven aan ten onder gaan.
Het vergt visie en moed van professionals en ouders om hun eigen zeggenschap te beperken. Alleen dan krijgt de bovenste hoek van de driehoek -de cliënt- kansen om ook iets te zeggen te hebben. Dat is in die 100 jaar nog weinig vertoond.

Dit artikel verscheen eerder in KLIK (maart 2004).