Terug van vakantie staat op Dick’s buik te lezen: A ship in a harbour is safe, but that is not what ships are built for. Dick spreekt geen Engels en begrijpt dat dus niet. Maar hij is helemaal gek van vliegtuigen, en ik kan hem gemakkelijk uitleggen dat vliegtuigen bedoeld zijn om te vliegen en niet om in een hangar te staan, al is dat laatste veiliger.
Ik vind het een mooie slogan voor het huis waar Dick woont, een zorgboerderij voor cliënten met intensieve begeleidingsvragen. In hun leven is van alles en nog wat ernstig misgegaan. Bij de omstanders zit de schrik er nog in; begrijpelijk dat hun behoefte aan rust groot is. Er staat een hek rond de boerderij en er zijn sloten op de deuren. Er is een time-out ruimte en in contracten staan allerlei regels.
Zonder gevaar is dat allemaal niet. Zomaar ben je meer bezig met indammen dan met begeleiden, meer met de touwen in handen houden dan met herstel van het gewone leven. Sommige cliënten kennen dat al langer dan hun begeleiders, en zijn er helemaal op ingesteld. Ze beheersen als geen ander de kunst om het zorgsysteem te laten vastlopen en zelf tussen de mazen door te glippen. Ze weten soms beter dan wijzelf wat onze reactie zal zijn: meer beheersing.
Zo wist een huisgenoot van Dick ons te vertellen hoe wij moesten reageren als hij zich weer zou misdragen: een nacht in een dronkenmanscel. Maar wij hadden inmiddels zoveel bijgeleerd, dat we afgesproken hebben in plaats daarvan eens goed met elkaar te praten. En dus heeft Dick na het laatste incident de sleutels van het hek teruggekregen. We zijn een paar maanden verder en zien hem zijn vrijheden weer oprekken. Hoe ver laten we dat gaan en op welke wijze grijpen we in?
Wat betekent autonomie bij cliënten met een verleden van (seksueel) geweld? Hoe lang mag je hen op dat verleden blijven afrekenen? En welke risico’s durven we te nemen? Een andere huisgenoot van Dick heeft ooit zijn moeder ernstig bedreigd. Jaren later wil ze hem nog altijd niet zien, en ze zou geen rust hebben als haar zoon weer vrij kon reizen. Wanneer en onder welke voorwaarden durven we het aan om hem zijn vrijheid te hergeven? En hoe helpen we zijn moeder om daarmee om te gaan?
Zonder risico’s kan niemand leven. Ontwikkelen houdt per definitie in: risico’s nemen. Naarmate we ouder worden zijn we geneigd dat steeds minder te doen. Wie neemt het de moeder van Mark kwalijk dat ze niet wil meewerken aan zijn wens zelfstandig te fietsen, nadat hij door een verkeersongeval gehandicapt is geworden? Gelukkig durfde zijn begeleider het wél aan, en ze nam de moeder van Mark daarbij serieus.
Natuurlijk moet je kunnen verantwoorden waarom je een bepaalde afweging hebt gemaakt. Dat betekent denkwerk vooraf, over wat mis zou kunnen gaan en welke gevolgen dat zou kunnen hebben. Belangrijk is dat je daarover praat met collega’s, maar ook met ouders en de cliënt zelf. Als het goed is, voelt een risico spannend aan. Voel je geen spanning, dan is het risico te klein en speel je teveel op safe. Eigen aan elk besluit is dat het (ernstig) verkeerd kan uitpakken. Als je dat niet accepteert, kun je geen risico nemen. Maar dan is er ook geen kans om te groeien. Helaas gebeurt dat maar al te vaak bij mensen met een verstandelijke beperking. Daarmee dreigen ze schepen te worden die gedoemd zijn altijd aan de ketting in de haven te liggen.
Dat voelt veilig voor hun ouders; die zitten niet op experimenten te wachten. Die zijn blij als hun kinderen veilig van vakantie terug zijn – en welke ouder herkent daar niet iets in? Altijd aan de ketting voelt ook veilig voor begeleiders; zij moeten immers verantwoording afleggen in een claimcultuur. Tenslotte voelt het veilig voor cliënten, risico-mijders als ze vaak zijn. But that is not what they are built for.
Dit artikel verscheen eerder in KLIK (januari 2005).