Moeras of springplank?

“Het project is prachtig, maar vanaf het begin heb ik angst gehad of Margot als solist hier zou passen,” zegt vader. Moeder: “Ik vond het spannend of ze een manier zou vinden om hier te overleven”. Margot, een vrouw van 22 jaar met het syndroom van Down, is ruim een jaar geleden verhuisd naar een nieuw appartementencomplex. Haar vader, de initiatiefnemer namens de ouders, heeft eigenlijk twee ‘kindjes’: Margot en het project. Volgens moeder is dat tweede kindje belangrijker voor hem dan zijn eigen dochter. Zelf voelt ze zich schuldig. Heeft ze er wel goed aan gedaan om Margot hier te laten wonen? En was het wel verstandig om af te spreken dat ze na de verhuizing niet meer thuis zou slapen? Zij en haar man waren bang dat Margot dan niet meer terug zou willen naar het project.

Maar nu is ze weer thuis. En Margot is met geen stok te bewegen om naar haar appartement te gaan. In de loop der jaren hebben haar ouders letterlijk alles geprobeerd om haar koppige buien te omzeilen. Net als hun andere kinderen moest ook Margot haar eigen weg kunnen gaan, vonden ze. Maar wat was die weg? Waar deden ze als ouders goed aan?

Een paar maanden geleden heeft Margot haar ouders duidelijk gemaakt dat ze bij Manon wil gaan wonen. Manon runt het dagbestedingsproject waar Margot werkt. Daar zijn plannen om een woonproject op te zetten. Margot wil niets liever dan daarheen verhuizen. Volgens haar ouders is ze verliefd op Manon; Manon is, denken ze, belangrijker voor hun dochter dan haar eigen ouders. Dat voelt niet goed, ,maar met welk recht kunnen ze tegen de wens van hun dochter ingaan?

De patstelling duurt maanden. Wat moeder ook probeert om Margot terug te laten gaan naar het appartementencomplex, langer dan een paar uur wil Margot er niet blijven. Haar begeleiders lukt het om geen druk op beide vrouwen uit te oefenen, en tegelijkertijd Margot duidelijk te maken dat iedereen haar mist.

Samen met haar persoonlijk begeleider spreek ik de ouders geregeld. Dat zijn persoonlijke en vaak confronterende gesprekken. Op een keer durf ik een spannende beeldspraak te gebruiken: “Voor mij is de kernvraag hoe jullie er samen voor deze dochter willen zijn. Wat ze nodig heeft is een veilige thuisbasis die als springplank kan dienen om zich te hechten op haar nieuwe plek, waar die ook mag zijn. Maar zoals jullie drieën met elkaar omgaan, doet me eerder denken aan een moeras. Jullie blijven maar twijfelen of het voor Margot beter is om bij Manon te wonen. En jullie blijven hopen dat Margot die knoop doorhakt. Volgens mij verandert er pas wat als jullie in plaats van een moeras, een springplank worden voor jullie dochter.”

Dan hebben de ouders en ik een gesprek met Manon en haar collega’s, zonder Margot. Mijn doel is dat er eindelijk duidelijkheid komt over het wonen van Margot, en wat mij betreft spreken haar ouders het verlossende woord. Dat gebeurt, en wat zij zeggen overvalt ons allemaal: Margot gaat niet bij Manon wonen en na de zomer stopt ze bij de dagbesteding.

Na mijn zomervakantie ontvang ik een email van haar vader: “Onze Margot was ons weer te slim af. Op dezelfde dag dat wij dat gesprek met Manon hadden, ging bij Margot de knop om – telepatisch? Het weekend daarop zat ze al weer in haar appartement en ze wil er niet meer weg. Ze gaat ook weer naar de dagbesteding bij Manon, en dat loopt goed.”

Ik noem het geen telepathie, ik noem het loyaliteit. Investeren in ouders werkt als een winstver(drie)dubbelaar. Samenwerken in de driehoek loont.